Jan Wallyn
- Biem D'hondt
- 25 okt
- 6 minuten om te lezen
“Queer, daar voel ik mij het meeste thuis.” De woorden vallen eenvoudig, bijna achteloos. Maar achter die eenvoud schuilt een leven lang zoeken. We ontmoeten elkaar in het Brusselse LGBTQIA+-centrum Les Grands Carmes, waar Jan Wallyn zich opmaakt voor onze fotoshoot. Iedere beweging van de kwast lijkt een klein statement: dit is wie ik ben, vandaag, nu.

Hun boek Een doodgewone dag: door de ogen van een non-binaire laatbloeier begint niet met een literaire droom, maar met een weigering. Toen Jan het werk van Alok Vaid-Menon aanraadde aan een redacteur, kreeg hen te horen dat Nederlandstalige literatuur geschikter zou zijn. Alleen: die bestond amper. Het antwoord van de redactie: ‘je spreekt zo vaak over non-binair zijn in de media, waarom schrijf je het dan zelf niet?’ Uit dat appel groeide een boek.
Het boek bestaat voor een groot deel uit gesprekken – dikwijls met mama Wallyn – waarin herinneringen en queerervaringen verweven raken met bredere reflecties over taal, gender en macht. In die intieme dialoog krijgt het persoonlijke een politieke scherpte.
Of het nu gaat om afkomst of gender: telkens opnieuw duikt hetzelfde mechanisme op: de menselijke neiging om hokjes te maken, en de realiteit te dwingen zich naar die hokjes te voegen. Taal kan een hulpmiddel zijn om te begrijpen, maar ook een dwangbuis die ervaringen verkleint. “Categorieën kunnen handig zijn om dingen bespreekbaar te maken,” zegt Wallyn terwijl de lipstick wordt aangebracht. “Maar het loopt fout wanneer we het omdraaien, en verwachten dat mensen zich naar die categorieën plooien.”
~
Fragment uit ‘Een doodgewone dag’:
[Jan] ’Want als je er eens over nadenkt, kan je je afvragen wat gender nu in hemelsnaam is. Dat is helemaal geen vast begrip. We weten al dat ons begrip van gender in de loop van de tijd voortdurend is veranderd. En zelfs zonder teletijdmachine hoef je niet te ver te kijken om te beseffen dat vandaag in andere culturen en andere uithoeken van de wereld gender helemaal anders wordt ingevuld. We weten dat het een sociale afspraak is.
Maar als we dat weten, is het ook belangrijk om te weten dat het ook niet méér is dan dat. Het is een afspraak. Geen realiteit waar je zeven miljard mensen in al hun oneindige verscheidenheid in kan wegstoppen.'
[Guido] 'Daar zeg je wat, hé.' Hij denkt even na. 'Maar die categorieën zijn toch soms handig om bepaalde zaken bespreekbaar te kunnen maken, niet?'
[Jan] 'Ik weet niet of ik het daarmee eens ben. Maar het is in elk geval begrijpelijk dat we soms woorden bedenken om genuanceerde realiteiten simpeler te maken. Er bestaan zoveel verschillende soorten ‘mannen’ in de wereld dat je op een bepaald moment naar elementen gaat zoeken die wel overeenkomen en zegt: “We noemen mensen met deze eigenschappen een ‘man'." Ik begrijp waar dit vandaan komt. Maar waar het dan helemaal fout loopt voor mij, is wanneer we het gaan omdraaien. Eerst waren er mensen. Dan benoemen we elkaar met woorden. Nu willen we dat mensen zich aan de woorden aanpassen. Daar wringt het schoentje. Een categorie is een veralgemening en dus een versimpeling van een observatie. Het is geen realiteit. Laat mensen gewoon mensen zijn. We moeten ze niet beoordelen aan de hand van een bedacht woord.’
~
“Een paar jaar geleden nam ik het besluit: radicaal eerlijk zijn tegenover de familie. Over seksualiteit, over twijfel, over de complexiteit van een identiteit die zich niet in hokjes laat vangen. Door te vrezen dat m’n ouders daar niet goed op zouden reageren, gaf ik hen eigenlijk niet de kans om te tonen wie ze zijn.”
Maar radicale eerlijkheid heeft zijn prijs. Jezelf tonen betekent ook risico nemen. Wat als liefde niet genoeg blijkt? Het boek geeft daar geen pasklare antwoorden op, maar laat wel zien hoe kwetsbaarheid een transformerende kracht kan zijn.
Het blijft een worsteling. “Soms draag ik weer meer mannelijke kleren, en dat voelt goed. Maar tegelijk voel ik me schuldig, alsof ik de slechte non-binair ben. Alsof ik ambiguïteit verplicht ben.” Het zijn schuldgevoelens gevoed door schoonheidsidealen en maatschappelijke codes. “Als ik slanker ben, leun ik makkelijker in vrouwelijkheid. Als ik voller ben, in mannelijkheid…Alarmbellen!”

Het persoonlijke verhaal staat niet los van de bredere strijd. Als artistiek coördinator en later als algemeen directeur speelde van Zinnema – een Brussels gemeenschapscentrum en kunstenhuis dat niet-professionele artiesten ondersteunt – speelde Jan een sleutelrol in de dekolonisatie van Brusselse kunstinstellingen. Onder hun leiding transformeerde Zinnema van een klassiek amateurkunstencentrum tot een open talentenhuis waar jonge Brusselse makers zeggenschap kregen over programmatie en inhoud. Met participatieve kunstprojecten haalden ze de stad binnen: makers uit onderbelichte wijken kwamen er niet als gast, maar als mede-eigenaar van het verhaal. Ook de drempels om als kunstenaar ondersteund te worden werden bewust verlaagd: minder nadruk op cv’s en status, meer op potentieel en urgentie. Zinnema stelde repetitieruimtes en digitale tools open, lanceerde toegankelijke platformen voor zaalhuur en workshops, en deelde de macht over de agenda met diverse collectieven.
“Wat wij deden was onderdeel van een wereldwijde beweging. Op lokaal niveau denk ik dat we een versnelling teweegbrachten. In de jaren nadien, zag je die dynamiek steeds sterker in Brusselse kunstinstellingen, en vervolgens ook in Vlaanderen. Hoe ontmantel je machtsdynamieken die al 400 jaar lang door de rijkste en machtigste mensen van dit land zijn ingebouwd... kunnen wij die ongedaan maken? Ik denk het niet. Maar we moeten het wel proberen.”
Vandaag werkt Jan aan een fictietrilogie - een bewuste stap weg van het autobiografische. “Bij Een doodgewone dag heb ik sommige pagina's huilend geschreven. Dat wil ik nu niet meer. Het nieuwe werk gaat over verhoudingen tot liefde, tot mezelf, zonder dat identiteit het middelpunt hoeft te zijn.”
De camera klikt. Een flits die het moment vangt. Uiteindelijk draait de discussie niet om één boek of één leven, maar om de vraag wat we van een mens verwachten: vastomlijnd en eenduidig, of zoekend en meerstemmig.
Er is iets geruststellends aan het idee van een vastomlijnd ik. Een identiteit met contouren, met kleurvlakken die niet overlopen, een verhaal dat van A naar B loopt zoals een trein die op tijd rijdt, zonder zijsporen. Het is overzichtelijk, meetbaar, bestuurbaar. In tijden van morele paniek grijpen sommigen gretig terug naar dat narratief: dat van het gewone, het normale, het vanzelfsprekende. Tegenover alles wat schuift en wringt, roepen ze om houvast — en bedoelen daarmee: terug naar ‘hoe het was’, toen niemand moeilijk deed over woorden als ‘hij’ en ‘zij’, en identiteit geen vraag, maar een antwoord.
Jan Wallyn is alles wat dat wereldbeeld onder druk zet: non-binair, laatbloeier, artistiek, academisch, existentieel zoekend. Iemand die weigert te kiezen tussen hokjes, die de complexiteit niet als probleem ziet, maar als essentie. Die niet vraagt om begrepen te worden, maar om ruimte te krijgen om te bestaan. En precies dát – bestaan, ruimte innemen – is misschien wel het meest subversieve wat je vandaag kunt doen.

~
Fragment uit ‘Een doodgewone dag’:
Vanuit mijn raam heb ik agenten om niets klappen zien uitdelen wanneer ze jongeren van kleur aanspreken. Dat heb ik ze nog nooit zien doen bij witte mensen.
Zelf ervaar ik onveiligheid in de wijk op een heel andere manier. Homofobie en vrouwonvriendelijkheid domineren de straten van Kuregem. Ik woon hier nu anderhalf jaar en elke keer is het spannend om naar de metro te stappen. Het is maar zestig meter, maar dat blijkt ver genoeg om steentjes, blikjes Fanta of een hele hoop scheldwoorden naar mij te smijten. Wanneer Rayan, een vriend die ook queer is, mij komt bezoeken, merkt hij telkens de grimmige sfeer op, maar wordt hijzelf met rust gelaten. Dat is opmerkelijk.
Rayan is een man wiens ouders uit India komen. Hij kleedt zich veel vrouwelijker dan ik: hij gaat voor glimmende oogschaduw, schoenen met hakken en flink wat juwelen. Daarvoor krijgt hij heel wat drek over zich heen in het dagelijks leven, maar in mijn straat laten de jongeren die mij graag lastigvallen, hem met rust. Ik vraag me af of de homofobische uitlatingen een eenvoudiger expressie zijn van een dieper en groter probleem: een terechte kwaadheid en frustratie. Witte mensen hebben weinig goed gedaan in deze wijk in de laatste honderd jaar. Witte politici hebben mensen naar hier gelokt voor goedkope arbeid en hebben er dan niet meer naar omgekeken. Datzelfde witte machtssysteem misbruikt de onrechtvaardige situatie die het zelf heeft gecreëerd, om een polariserende discussie rond 'hangjongeren' aan te wakkeren. Jonge witte mensen komen hier dan wonen vanwege de lagere prijs, maar zijn zelf wel de eerste om de politie te bellen wanneer ze zich onveilig voelen. Diezelfde politie pakt de jongeren veel harder aan, wat meer dan eens tot de doding van een tiener heeft geleid.
Ik draag zelf direct en indirect bij tot dat probleem. De homofobie die ik meemaak, is een gemakkelijkere en concretere schietschijf dan iets wat zo abstract en raciaal geladen is als 'witheid'. Deze gelaagdheid van het sociale probleem waar wijken zoals Kuregem mee te maken krijgen, hoor ik uit niemands machtige mond komen. In plaats daarvan verkoopt wit Europa zich als progressief en krijgen mensen van kleur de stempel in het verleden te leven. Er word een vals verband gelegd tussen islam en homofobie. Constructies zoals deze doen me beseffen dat het veel gemakkelijker is om mensen tegen elkaar op te zetten dan de hand in eigen boezem te steken. Zo'n afgevlakte discussie werkt zowel racisme, als islamofobie, als seksisme, als queerfobie in de hand in plaats van te kijken waar de oorzaak van het probleem ligt: deze samenleving, Europa's rijkdom, is gebouwd op perverse uitbuiting, onderdrukking en structurele ongelijkheid.
~
Jan Wallyn Site: https://www.janwallyn.com/
Jan Wallyn Instagram: @janwallyn & @wallyn.band
Tekst: Biem D'hondt
Foto's: Marijn Achten


