top of page

Kirsten van Teijn

Biem D'hondt

Bijgewerkt op: 25 feb

In de canon van de liefde is monogamie de standaard. Twee mensen, één exclusieve band, voor altijd. Het is het model waar romantische komedies op draaien, waar notarissen contracten voor opstellen en waar de samenleving haar hele emotionele economie aan ophangt (ja kijk, het is bijna valentijn). Maar wat als je met meer mensen een leven wilt opbouwen? Wat als je liefde zich niet laat vangen in een duopolie, maar een meerstemmig akkoord wil vormen? Kirsten van Teijn (zij/haar, queer) ontdekte dat er geen script voor was — dus schreef ze het zelf.

Theatermaker Kirsten van Teijn dacht dat ze de regels van het spel kende. Ze had een vriend, een huis, een leven dat keurig binnen de lijnen kleurde. Tot ze 8 jaar geleden verliefd werd op een vrouw en de kaders begonnen te schuiven. Wat volgde, was een zoektocht naar een nieuwe taal, een nieuwe vorm — en een nieuw podium. Want de liefde zelf is al complex genoeg, laat staan als je het moet uitleggen aan een wereld die er geen woorden voor heeft.

Met haar voorstellingen ‘(S)EXPERIMENT’ en ‘Jaloezie is een bitch’ schrijft Kirsten haar eigen script, waarin polyamorie niet enkel een theoretisch concept is, maar een geleefde realiteit. Geen eindeloze orgieën of commitment-fobie (de clichés waar mainstream media zich zo graag aan vastklampen), maar een even serieuze als speelse onderhandeling over verlangen, veiligheid en de vraag: hoe doe je dit, zonder jezelf te verliezen?


Er is een reden waarom Disneyfilms eindigen met “ze leefden nog lang en gelukkig” en niet met “ze gingen in relatietherapie om hun open relatie werkbaar te maken.” Liefde, zo hebben we collectief besloten, moet helder en overzichtelijk zijn. Twee mensen, één pad, en als je partner ineens gevoelens krijgt voor iemand anders, dan moet je daar iets van vinden. Jaloezie voelen, panikeren, ruzie maken — dat is normaal. Maar zeggen: “Mooi, meer liefde in ons leven”— dat is vreemd. Dat is een systeemfout in de romantische software.


“Ik had al twee jaar een relatie met m’n vriend toen ik verliefd werd op een vrouw,” vertelt Kirsten. “En het gekke was: ik wílde mijn vriend niet kwijt. Dus wat nu?”


Wat volgde was geen uitbundig vrijfeest met regenboogvlaggen, maar een lange periode van stilte en schaamte. “Ik dacht dat ik alleen was. Ik kende niemand die dit had. Ik wist niet eens dat polyamorie bestond.” Ze zweeg. Tegen haar ouders, haar vrienden, haar publiek. Want hoe vertel je iets waarvoor je nog geen woorden hebt? “Die vraag bleef knagen, en precies daar vond ik het antwoord: in het theater.”


Taal is macht. Dat geldt in de politiek, in de geschiedenisboeken en in de liefde. Noem jezelf biseksueel, en mensen kijken alsof je een tijdelijke storing hebt. “Ja maar, uiteindelijk kies je toch?” Noem jezelf polyamoreus, en je krijgt instant associaties met communes en orgieën. Voor Kirsten voelde het alsof ze met elk nieuw label een extra laag onbegrip over zich heen kreeg. “Ben je met een man, dan ben je hetero. Met een vrouw, lesbisch. Maar biseksueel? Dat is voor veel mensen blijkbaar geen eindstation, maar een tussenhalte op weg naar een ‘echte’ identiteit. En dan had ik óók nog twee partners. Dat maakte het pas echt onoverzichtelijk. Ik had een dubbele coming-out.”


Ze vond een oplossing. Niet door zichzelf strakker te definiëren, maar door het hele systeem van hokjes overhoop te gooien. “Ik noem mezelf dus geen praktiserende biseksuele polyamoreus.”


In haar cabaretvoorstellingen speelt ze met die labels, net zoals ze speelt met taal. Want voor Kirsten is cabaret precies dát: een vertaling. “Ik vond al die termen eerst zelf moeilijk,” zegt ze. “Polyamoreus. Queer. Het zijn woorden die categorieën vormen, maar ook de nodige verwarring oproepen. Cabaret helpt me om een heldere en lichte taal te vinden,” zegt Kirsten. “Om die abstracte concepten te laten landen in herkenbare situaties, anekdotes, humor.”


Dat ze uiteindelijk net díe ervaring op het podium zou brengen, was geen vanzelfsprekendheid. “Mijn regisseur zag het eerst. ‘Kijk eens even,’ zei die, ‘weet je wel wat je naast je hebt staan? Waarom kan het niet hierover gaan?’ Maar ik had duizend angsten. Ik begon dagboekfragmenten te schrijven, en langzaam werd dat een voorstelling. En toen was het hek van de dam. Dat was niet alleen een coming-out naar de wereld, maar ook naar mezelf.”


Kirsten ziet zichzelf niet als iemand die ‘tegen de stroom in’ zwemt, zoals een journalist haar onlangs noemde. “Ik vier iets. Mensen zeggen: ‘je strijdt voor zichtbaarheid’. Maar voor mij voelt het niet als een strijd. Ik sta gewoon met open armen op een podium en zeg: dit ben ik.” En toch is het politiek. Want haar publiek is politiek. De jonge queers die hun ouders meenemen, de vrouwen die haar na afloop in de foyer aanspreken omdat ze zich in haar verhaal herkennen.


Polyamorie mag dan een woord zijn dat steeds vaker opduikt in interviews en talkshows, de wetgeving loopt hopeloos achter. “Ik leef met twee mensen, maar als we een hypotheek willen afsluiten, bestaat ons huishouden niet,” zegt Kirsten. “Als we een kind zouden willen, moeten we kiezen welke twee van ons als ouder erkend worden.” Dit systeem dwingt je liefde te verkleinen tot iets wat wél in een vakje past.


Representatie is belangrijk, maar het is niet genoeg.Veel mensen denken dat erkenning een kwestie is van representatie. Dat als je genoeg films, boeken en theatervoorstellingen hebt waarin queer en non-monogame relaties worden getoond, het probleem is opgelost. Maar representatie zonder structurele verandering is als een regenboogvlag aan de gevel van een multinational: mooi voor de foto, maar je hebt er geen moer aan als de wind draait. Kirsten vertaalt complexe relaties naar herkenbare situaties en geeft haar publiek de taal om over liefde en identiteit te praten. Daarmee opent ze niet alleen deuren, maar houdt ze ze ook open.


Hoe ziet ze de toekomst? Kirsten denkt na. “Ik hoop dat we steeds meer ruimte krijgen om te blijven vormgeven. Dat we ons niet moeten vastpinnen op vaste labels, maar kunnen bewegen. Maar weet je? Ik kan niet de wereld veranderen, alleen de ruimte om mij heen. En als ik daar verbinding creëer, dan breidt dat zich vanzelf uit.” 


Misschien is dat wel het meest subversieve: een podium bouwen waarop anderen zichzelf mogen herkennen, en het verzet laten beginnen met een lach. Door steeds meer ruimte in te nemen—tot er geen muren meer over zijn.



Tekst: Biem D'hondt

Foto: Marijn Achten


bottom of page