top of page
Biem D'hondt

Riadh Bahri

Bijgewerkt op: 5 nov.

“Wat zou jij ervan vinden mocht je broer op jongens vallen? Ik verwachtte een ongemakkelijke stilte, een verbaasde blik, haar mond die openviel, maar niets van dat alles. Integendeel, er kwam onmiddellijk een antwoord. ‘Hij zou mijn broer niet meer zijn.’

En toen brak mijn hart.”


‘Uit de kast. In de kast.’, zo heet het boek van professioneel autocuelezer en occasioneel anker van Het Journaal bij @eenbe, @vrt.be Riadh Bahri. Wij gingen luisteren wat Riadh erover te vertellen had tijdens @boektopia in Kortrijk.

‘Ik ben niet meer naar Tunesië geweest sinds die bewuste reis in 2010. Als kind waren m’n nichtje en ik als twee handen op één buik.

Elke zomer brachten wij daar weken aan stuk samen door. Iedere dag gingen wij urenlang wandelen en dan filosofeerden we over het leven, want wat konden toekomstige journalisten beter doen?

In 2010 werkte ik al een paar maanden bij de VRT. Die plek is m’n safe space, ik kan er ongedwongen mezelf zijn. Tijdens m’n stage leerde ik er heel veel volk kennen van allerlei ’pluimage’ en leeftijden, die met mensen zoals mij écht geen problemen hadden, zij beschouwden mij als normaal, ik was dat niet gewoon. Daardoor begon ik me zelfzeker te voelen over mijn seksualiteit. Ik was toen ook een beetje verliefd op iemand dus wou ik eens voorzichtig aftoetsen hoe m’n familie en vrienden zich voelden bij homoseksualiteit.


Ik heb in Tunesië met een aantal mensen dat soort gesprekken gehad, ‘wat als je broer gay zou zijn?’ Ik had de reacties niet zo negatief verwacht. Om eerlijk te zijn had ik toch gedacht dat één iemand zachter zou zijn en wat zou twijfelen, ‘het zou moeilijk zijn in de familie maar ik zie hem graag…’ Ik was zo verbaasd door de snelheid van m’n nichtje haar antwoord dat ik toen besefte, dit gaat nooit lukken. Zoveel jaren verder zitten de meeste familieleden wel op m’n sociale media dus die moeten het ondertussen toch wel doorhebben want onze trouwfoto’s staan daar op. Toch heb ik nog nooit een bericht gekregen van hen. Zelf durf ik m’n familie daar niet te contacteren, ik heb schrik om die afwijzing zwart op wit te moeten lezen.’

‘Mijn Tunesische achtergrond voelt dubbel. Homoseksualiteit is er nog altijd strafbaar. Als ik op straat zou lopen met m’n man en hem zou kussen, dan vliegen we de gevangenis in. Als kind, en nog nu altijd hoor, omarmde ik m’n roots heel fel omdat ik er trots op was, da’s gewoon een deel van mijn DNA, van mij, maar het heeft er natuurlijk wel voor gezorgd dat gay zijn fors ingewikkelder is. Zeker voor mijn vader, gepokt en gemazeld in die cultuur. Hij zei me als ik ooit op jongens viel en hij kwam het te weten, dan stopte het daar.

Ik was aan het boek begonnen vorige zomer. In december is hij overleden, en dan ben ik een tijd gestopt met schrijven. Ik heb met m’n vader nooit het soort relatie gehad waarbij we met elkaar gesprekken voerden. Hij was een heel dominante, imposante man, met veel ringen en diamanten, hij kon je verbaal in twee zinnen met de grond gelijkmaken. Hij was nooit fysiek agressief maar ik had er wel een bepaalde angst voor. Ons gezin was verbaal gewelddadig, elke dag vlogen bij wijze van spreken de potten en pannen in het rond.

Toen hij ziek werd, hadden we de gewoonte om elke zondag op bezoek te gaan en samen te eten, hij was echt een gewéldige kok. Koken was de enige taal waarmee we met elkaar communiceerden, hij lokte me ook altijd zo, door een berichtje te sturen, ik maak couscous, tajine, en dan wist hij dat ik wel ging komen. Ook al zeiden we niet veel tegen elkaar, dan zaten we toch samen te eten.

Toen mijn man Niels, in die tijd nog m’n vriend, begon mee te gaan was het absurd hoe normaal dat verliep. Dat was bijna angstaanjagend normaal. Niels mocht binnen, kreeg een knuffel, schoof mee aan tafel, en praatte meer met m’n ouders dan ik ooit deed. We hebben dat 18 maanden volgehouden. Toen ik m’n vader vertelde dat ik ging trouwen, vroeg m’n vader ‘met wie?’, ‘met Niels’, antwoordde ik, waarop hij zei: ‘met den diene?’ Ik zei ‘ja’. Toen was dat gesprek gedaan en gingen we eten en dan is daar nooit nog een woord over gezegd.’

Uit de kast komen of ‘coming out of the closet’ bestaat eigenlijk uit twee delen. ‘Coming out’ verwijst naar de debutantenballen waar jonge vrouwen uit de hogere sociale klasse aan de samenleving gepresenteerd werden. Voor homo’s in de VS bestond iets gelijkaardigs, George Chauncey schrijft ‘A gay man's coming out originally referred to his being formally presented to the largest collective manifestation of prewar gay society, the enormous drag balls that were patterned on the debutante and masquerade balls of the dominant culture and were regularly held in New York, Chicago, New Orleans, Baltimore, and other cities.’

‘Coming out’ in deze betekenis verwees dus niet naar ‘uit de schuilplaats komen’, maar naar deelname aan een samenleving van gelijken, homo’s die uit de kast komen naar andere homo’s toe.

Het ‘closet’ gedeelte werd pas in de jaren vijftig en zestig geïntroduceerd, en verwijst naar ‘skeleton in the closet’, waarbij homoseksualiteit het schokkende geheim, oftewel het lijk in de kast is. Die verandering is er gekomen na de tweede wereldoorlog. Bonnie J. Morris schrijft ‘Many minds were opened by wartime, during which LGBT people were both tolerated in military service and officially sentenced to death camps in the Holocaust, this increasing awareness of an existing and vulnerable population, coupled with Sen. Joseph McCarthy’s investigation of homosexuals holding government jobs during the early 1950s outraged writers and federal employees whose own lives were shown to be second-class under the law.’

Sindsdien wordt het uit de kast komen geassocieerd met het ontsnappen aan de onderdrukking van je geaardheid, aan een geheim leven.

Terug naar Riadh Bahri. ‘Ik groeide op in de jaren negentig en was met mezelf aan het worstelen doordat ik merkte dat ik niet op meisjes viel. In mijn familie bestond homoseksualiteit niet en op school kwam homo enkel ter sprake als scheldwoord op de speelplaats. Op televisie zag ik er niet gek veel, je had toen Jimmy B, een ongelooflijk cliché en bovendien een fictief personage. Ik had niemand rond mij om me aan te spiegelen, geen rolmodel. Daarom heb ik dit boek geschreven, als je jezelf niet kunt herkennen in de wereld dan voel je je buitengesloten, eenzaam en minderwaardig. Gelukkig is er nu meer representatie, het lijkt me voor jongeren die nu opgroeien op dat vlak al makkelijker dan vijftien jaar geleden.’

‘Het concept ‘uit de kast komen’ vind ik heel bizar. Alsof je op een dag wakker wordt en toestemming moet gaan vragen aan je familie, vrienden, werkgever, de samenleving, om te kunnen zijn wie je bent, en dan maar hopen dat iedereen zegt keitof, en ik zie u nog altijd heel graag. Dus ik hoop eigenlijk dat het boek binnen een tiental jaar overbodig is en dat iedereen het tegen dan een bizar concept vindt.’


Instagram : @riadh.bahri


Tekst : Biem D'hondt

Foto : Marijn Achten

Comments


bottom of page